Bubbels, hoe maak je die?

Wijn wordt al lang gemaakt, heel lang. Onderzoekers zeggen dat het al zo’n 8000(!) jaar gedronken wordt. Maar mousserende wijn is wat ‘jonger’. Rond het jaar 500 werden in Egypte de bubbels nog als foutje in de wijn gezien, maar rond 1200 werden mousserende wijnen bewust geproduceerd in het noorden van Frankrijk (de gebieden Champagne en Bourgogne). Nog niet met de bekendheid en status zoals we de wijnen nu kennen, maar daar begon het allemaal.

Leuk zo’n geschiedenisles. Maar hoe maak je die wijnen nu? Schenk een glas bubbels in en lees het hier.

Er zijn een aantal manieren om mousserende wijnen te maken. De één is complexer dan de andere, waardoor je ook een ander soort wijn krijgt, met andere smaken en tonen.

Vandaag schrijf ik over de ‘méthode traditionnelle’ of ‘methode champenoise’, in deel 2 komen de andere methodes aan de orde: de méthode charmat, méthode transfer, méthode ancestrale en de méthode gazéifié.

 

Méthode traditionnelle

De eerste stap in het maken van een wijn is het groeien en daarna het plukken van de druiven. Net als elke wijnmaker is het essentieel om de druiven op het juiste moment te plukken. Pluk je te vroeg, dan loop je het risico op een druif die onrijp is en een wrang smaak heeft. Pluk je te laat, dan loopt je het risico om de zuren in de wijn snel te verliezen. Als het goede moment is gekozen om de druiven te plukken, is het tijd om de druiven te persen.

‘In het Champagne-gebied moet zelfs het persen van de druiven voldoen aan allerlei richtlijnen. Het eerste deel van de persing geeft het beste sap: de cuvée.’

Na het persen van de druiven vindt de eerste vergisting (fermentatie) plaats en ontstaat er een basiswijn, de ook vins clairs . De eerste fermentatie vindt vaak plaats in een roestvrijstalen tank, maar dit kan ook in eikenhouten vaten. Het duurt meestal een aantal weken tot maanden.

Bij een ‘gewone’ wijn zou het proces hier stoppen: de wijnmaker kan nog wat kleine dingen aanpassen in het proces, zoals de lengte van de fermentatie. Maar dat was het dan. De wijn wordt verkocht aan de consument. Gefeliciteerd je hebt een witte wijn. Bij de méthode traditionnelle begint het nu pas!

De basiswijnen worden door de chef de cave (het hoofd van het wijnmakersteam) gemengd tot een basiswijn die gebruikt zal worden om mousserende wijn van te maken. Hierbij kan de chef de cave gebruik maken van de verschillende basiswijnen uit die jaargang, maar ook uit de basiswijnen uit eerdere jaargangen. Grote en bekende champagnehuizen gebruiken de basiswijn uit eerdere jaargangen om een consistent product te maken. De champagne smaakt daarom altijd hetzelfde.

‘Is het jou wel eens opgevallen dat op veel flessen mousserende wijn geen jaartal staat? Dat komt doordat de basiswijn die gebruikt wordt om de bubbels van te maken uit verschillende jaartallen afkomstig is’

Als de juiste basiswijn is gemaakt wordt de wijn in flessen geschonken, samen met de liqueur de tirage. Liqueur de tirage bestaat uit wat wijn met suikers en gist. Ook hier kan de wijnmaker weer een keuze maken uit de hoeveelheid en soorten suiker en gist. De flessen worden afgesloten met een kroonkurk (zo eentje die op een biertje zit) en de tweede vergisting gaat aan de gang. Tijdens de vergisting worden de suikers omgezet door het gist in alcohol en koolstofdioxide (CO2). Je voelt hem al aankomen: de CO2 is een gas en zorgt voor de bubbel in jouw glas.

Bij de vergisting gaan de gistcellen dood en blijven in de fles zitten. De wijnmaker kan er voor kiezen om de wijnen te laten ouderen met de gistcellen in de fles: dit geeft vaak een nootachtige smaak. Als de wijnmaker de wijn klaar acht moet de gist nog uit de fles. Dit gebeurt door de flessen met de hals in speciaal daarvoor behorende rekken, ook wel puprites genoemd, te plaatsen. Het gist komt in de hals van de fles en kan zo verwijderd worden, zonder dat er veel wijn verloren gaat.

 

Als de gist uit de fles is gehaald wordt er nog een liqueur d’expédition toegevoegd aan de wijn: dit is een mengsel van suiker en wijn, de dosage.. Het mengsel zorgt er voor dat het kleine beetje wijn dat verloren is gegaan tijdens het verwijderen van de gist wordt aangevuld en daarnaast dat de wijn het juiste gehalte suikers bevat om te drinken. De dosage is per (type) wijn verschillend. Bij een demi-sec worden er meer suikers toegevoegd dan bij een brut. Bij een brut nature worden er helemaal geen suikers meer toegevoegd.

 

Als laatste stap krijgt de fles een kurk en een muselet die er voor zorgt dat de kurk er niet zomaar al plopt. De bubbels kunnen in de wijnkelders worden gelegd om te rijpen of om verkocht te worden.

Zoals je leest, is het een lang proces van de druif tot aan de bubbel in jouw glas. Een proces waar het ambacht van de wijnmaker flink op de proef wordt gesteld. Er kan veel goed gaan, maar ook veel fout. En daarom help ik jullie graag bij het uitkiezen van de beste bubbels.